Op naar Zenica, Bosnië

Op 18 juni jl. vliegen Dijana Jankovic van Stichting Kinderperspectief en ik, Chris van Lenteren naar Bosnië. Jeugdhulporganisatie “Ju dom porodica” of eigenlijk, een groep sociaal pedagogen die werken in dat tehuis hebben ons benaderd met specifieke vragen.

De leiding van het instituut had om een training gevraagd waarin aandacht moest zijn voor het werken met leefgroepen met zeer grote verschillen in niveau, voor omgaan met gedragsproblemen en het voorkomen van burn-out bij de pedagogen. Dijana spreekt de taal, organiseert en blijkt al werkend de ideale duo trainer. Ikzelf heb een ongeveer twintigjarige ervaring in de residentiële jeugdhulpverlening, ben langdurig opgeleid in de systeemtheorie (Interactie Academie Antwerpen) en heb vanuit die academie jarenlang trainingen verzorgd aan jeugdhulpverleners.

We landen in Tuzla en worden opgehaald door de technische man van het Internaat. Hij moet daar goed verdienen, dacht ik toen hij ons naar een Toyota hybride SUV leidde. Die klasbak bleek echter een geschenk van de Japanse regering aan het instituut. Een rit van vier uur door verblindend mooi landschap bracht ons uiteindelijk in Zenica, een stad die steevast onder een dikke laag rook van een enorme staalfabriek ligt. We worden afgeleverd bij een tamelijk nieuw hotel van onverwachte luxe, alwaar ook de leergang gaat plaatsvinden. We hebben het een leergang genoemd omdat training teveel de connotatie van oefenen heeft wat weer een werkelijkheid oproept van wij, die weten hoe het moet en zij, die dat van ons gaan leren door oefening. Als systeemdenker zie ik taal als werkelijkheid creërend dus luistert de benaming nauw.

Op woensdag 19 juni was het dan zover, een groep bestaande uit groepsopvoeders, psychologen en de directeur van het instituut neemt plaats, onze PowerPoint staat klaar en we trappen af met het obligate voorstelrondje. Net zoals in Nederland bestaat het personeel grotendeels uit vrouwen, inclusief de directeur. Verder valt op dat er overwegend een indrukwekkende sloot ervaring om de tafel zit.

In de eerste uren van de leergang raak ik min of meer verstrikt in mijn eigen vanzelfsprekendheden. Ik steek namelijk van wal met een fundament van de systeemtheorie, het mensbeeld dat eraan ten grondslag ligt. Vol vuur en bedacht op conceptuele weerstand licht ik, ondersteund door een oefening, het uitgangspunt van interafhankelijkheid toe. Een hoofdstuk waar in Nederland vaak forse discussies rond ontstaan. In ons land dat gedomineerd wordt door, het denken in termen van autonomie, voor jezelf opkomen, zelfverantwoordelijke zelfbepaling en regie over je eigen leven is een interafhankelijk mensbeeld een tegen alle haren instrijkend denken. Niet in Bosnië. Toen we, gealarmeerd door gelaatsuitdrukkingen die we niet onmiddellijk met enthousiasme associeerden, even een pas op de plaats maakten, werd ons duidelijk dat dit gesneden koek voor deze mensen is. Alles is relatie hier, maakte men ons duidelijk. Het is hier ondenkbaar dat je nadenkt over de vraag of je wel naar de verjaardag van je moeder gaat. Toen we zelfs een beetje konden lachen over onze vanzelfsprekendheden, wij over ons vergaande individualisme, zij over de sociale dwang die ook wordt ervaren, ontstond er contact, dialoog.
Ook andere gewoontes brachten ons een beetje uit balans, zo stonden de meeste telefoons aan en liepen mensen regelmatig weg uit de cursus om te bellen. Ook de deelname in de drie dagen werd op een verrassende wijze ingevuld, aanwezigheid leek geheel facultatief en zonder opgaaf van redenen bleven mensen weg om de volgende dag weer op te duiken, niets wees erop dat zulks een vreemde manier van doen was.

Er bleek een sterke behoefte aan onderlinge uitwisseling te zijn, sterker vaak dan interesse voor theorie of methode. Intervisie of iets wat daarop lijkt ontbreekt. Hierdoor passen we regelmatig gaandeweg het programma aan. Ondanks taal en cultuurhobbels ontstaat er zo toch een soort coproductie. Een leeromgeving waarin wij net zoveel leren als de Bosnische deelnemers.

De noden en uitdagingen van de medewerkers van “Ju dom porodica” zijn niet zo heel verschillend van die in Nederland. Het beschikbare budget wel en de hoogte van het gemiddelde inkomen van de medewerkers ook.

Op een avond trakteerde de directeur ons niet alleen op een voortreffelijke maaltijd maar ook op sightseeing Zenica. Terloops loodste ze ons langs het internaat. Een in onze ogen troosteloze en verveloze betonnen doos, Nederlandse jeugdzorg in de jaren vijftig en dan verwaarloosd. In dat gebouw warmbloedige betrokken werkers die met zeer schaarse middelen kinderen en hun ouders op weg proberen te helpen. Misschien hebben wij in deze drie dagen iets kunnen bijdragen aan het besef belangrijk werk te hebben en dat er stil gestaan mag worden bij hun worstelingen.

Waar ik versteld van heb gestaan is het vermogen van de Bosniërs om van kleine dingen te genieten, het kopje koffie staat voor mij symbool voor dat vermogen. Een kwartier pauze lang doet men over een kopje espresso, door de meerderheid bijna jaloersmakend smakelijk gekruid met een sigaretje. Door het land reizend de dagen na de leergang zag ik dat voortdurend terug, op balkonnetjes en in tuintjes op het platteland maar ook in de grote stad Sarajevo. Het land dat economisch stil ligt , een gruwelijke oorlog te verwerken heeft, waarvan een groot deel van de bevolking in het buitenland woont, dat een grote werkloosheid kent, leert ons van kleine dingen te genieten, het klinkt cliché, ik weet het, maar voor mij is dit cliché waar.

Chris van Lenteren

Translate